ECLI:NL:PHR:2024:650 - PONT Zorg&Sociaal (2024)

Zitting25 juni 2024

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens

In de zaak

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1998,

hierna: de verdachte.

  1. De verdachte is bij arrest van 29 juli 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging (van een eerder voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen) afgewezen.

  2. Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat in Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.

3. Het middel klaagt over de afwijzing door het hof van een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.

4. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2022 houdt in verband met dit aanhoudingsverzoek het volgende in:

“De verdachte genaamd:

geboren te [geboorteplaats ] op 9 [geboortedatum] 1998.

wonende te [plaats] . [a-straat 1] .

is niet verschenen.

Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. S.G.H. van de Kamp, advocate te 's-Hertogenbosch, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.

Alle mededelingen en verklaringen in dit proces-verbaal betreffen een zakelijke weergave.

De raadsvrouw deelt desgevraagd mede dat het adres van verdachte een postadres betreft. Hij heeft zich anderhalve maand geleden uitgeschreven. Via de hulpverlening heeft hij zich daar destijds ingeschreven. Mijn cliënt slaapt momenteel bij zijn schoonouders. Zijn ouders zijn naar Groot-Brittannië geëmigreerd en ook zijn zus is recentelijk geëmigreerd. Hij is hier dus 'alleen'.

De raadsvrouw voert het woord:

Ik wil u verzoeken de zaak aan te houden. Het is weliswaar een eenvoudige zaak, maar er is wel twee weken gevangenisstraf opgelegd. De hulpverlening dateert van mei. Cliënt zou een uitkering aanvragen en een woning betrekken. Daarvoor moest hij wel student zijn, maar dat is hij niet. Hij is bezig met het starten van een dakdekkersbedrijf en hij bekijkt of hij zijn rijbewijs kan halen. Ik acht het van belang dat u zelf een indruk krijgt van cliënt. Ik had hem vandaag ook verwacht. Ik heb hem nog aangegeven dat het hier in Arnhem is. Hij zou vervoer regelen. Ik durf niet te zeggen of hij in de file staat of last heeft van de boerenprotesten. Ik vind het lastig omdat hij normaal gesproken altijd iets laat weten. Het is van belang dat hij aanwezig is en hij wilde ook aanwezig zijn.

De advocaat-generaal voert desgevraagd het woord:

Ik vind het prima om even te wachten. Ik zal mij verzetten tegen aanhouding. Het is belangrijk te weten hoe verdachte in de wedstrijd zit, maar dan moet hij wel bij de wedstrijd zijn. Hij is op tijd opgeroepen.

De raadsvrouw reageert:

Het is de eerste keer dat de zaak op zitting staat. Ik persisteer bij het aanhoudingsverzoek.

De voorzitter deelt als beslissing mede:

Het is een simpele zaak. De betekening is correct. Ik zal het aanhoudingsverzoek afwijzen.”

5. In het algemeen en kort samengevat gelden op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad de volgende regels voor de beslissing van de rechter op een door of namens de verdachte in verband met het aanwezigheidsrecht gedaan verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting. De rechter moet eerst nagaan (i.) of aan het aanhoudingsverzoek concreet een omstandigheid ten grondslag is gelegd. Als zo’n omstandigheid niet is aangevoerd, kan het verzoek om die reden worden afgewezen.n

Zie HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:769, NJ 2020/229, m.nt. P. Mevis, r.o. 3.4.1. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte wel op de hoogte is van de zitting, maar zonder bericht niet verschijnt en diens (al dan niet gemachtigd) raadsman ter terechtzitting uitsluitend stelt dat de verdachte eerder heeft aangegeven wel aanwezig te willen zijn. Vgl. HR 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1172.

Als zo’n omstandigheid wel is aangevoerd, kan de rechter nagaan (ii.) of de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is. Nadat zo nodig gelegenheid is geboden voor nadere toelichting of het overleggen van bewijsstukken, kan de rechter het verzoek afwijzen op de grond dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is.n

Zie HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1737, NJ 2020/230, m.nt. P. Mevis, r.o. 2.3.

Indien de rechter niet tot het oordeel komt dat die omstandigheid niet aannemelijk is, dient hij (iii.) een afweging te maken tussen het belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht en, kort gezegd, het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting. Van die afweging, waarbij de aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag gelegde gronden moeten worden betrokken, dient de rechter in geval van afwijzing van het aanhoudingsverzoek blijk te geven in de motivering van zijn beslissing.n

Zie HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934, NJ 2019/285, m.nt. P. Mevis, r.o. 2.5 en HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1737, NJ 2020/230, m.nt. P. Mevis, r.o. 2.3.

6. In deze zaak heeft de (gemachtigde) raadsvrouw ter terechtzitting een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting gedaan, omdat de verdachte anders dan verwacht niet ter terechtzitting is verschenen, terwijl zijn aanwezigheid voor de beoordeling van de zaak die in eerste aanleg heeft geleid tot oplegging van een gevangenisstraf van twee weken van belang is en de verdachte ook aanwezig wilde zijn.

7. Het hof heeft bij de afwijzing van het verzoek niet als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de raadsvrouw geen omstandigheid ten grondslag heeft gelegd aan het aanhoudingsverzoek. Het hof heeft ook niet geoordeeld dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk was, of er blijk van gegeven de hierboven (onder 5 en iii.) bedoelde belangenafweging te hebben gemaakt. Met andere woorden heeft het hof in de motivering van de afwijzing van het verzoek niet één van de drie afwijzingsgronden genoemd die volgen uit de rechtspraak van de Hoge Raad. Daarmee is de beslissing van het hof ontoereikend gemotiveerd.

8. Het middel slaagt.

9. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.

10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

ECLI:NL:PHR:2024:650 - PONT Zorg&Sociaal (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kelle Weber

Last Updated:

Views: 5843

Rating: 4.2 / 5 (53 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kelle Weber

Birthday: 2000-08-05

Address: 6796 Juan Square, Markfort, MN 58988

Phone: +8215934114615

Job: Hospitality Director

Hobby: tabletop games, Foreign language learning, Leather crafting, Horseback riding, Swimming, Knapping, Handball

Introduction: My name is Kelle Weber, I am a magnificent, enchanting, fair, joyous, light, determined, joyous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.